Op 16 december 2009 bracht de Britse Parlementaire Mensenrechtencommissie het rapport 'Any of our business? Human rights and the UK private sector' uit. Dit rapport is het resultaat van een onderzoek dat de commissie uitvoerde naar de impact op mensenrechten van Britse ondernemingen die in het buitenland opereren.

Onderdeel van het onderzoek was een 'call for evidence', waarbij organisaties werden opgeroepen hun bijdrage over het onderwerp aan de onderzoekscommissie te sturen, vakbonden, NGO’s en bedrijfsleven maakte daar gebruik van.

Internationaal beleid
De commissie pleit voor een internationaal verdrag rond mensenrechten en bedrijfsleven. Zij erkent dat dit een lange en moeilijke weg is. Er zijn echter voldoende redenen, waaronder de ernst van de problematiek, om internationale oplossingen na te streven. De commissie roept de Britse regering op om een leidende rol te spelen in de totstandkoming van een internationaal verdrag. Tegelijkertijd mag het internationale proces geen remmende werking hebben op het nemen van nationale maatregelen. De commissie is van mening dat de Britse regering momenteel te afwachtend is, en roept op tot een actievere houding.

Nationaal beleid
Het huidige MVO-beleid van de Britse regering bestaat uit vrijwillige instrumenten en het aanmoedigen van MVO.  Hoewel dit wordt gewaardeerd ziet de commissie het vrijwillige karakter ook als een onderschatting van de verantwoordelijkheden die bedrijven dragen t.a.v. mensenrechten. Tevens wordt daarmee een verkeerd signaal gegeven aan andere staten want het respecteren van fundamentele rechten is geen vrijwillige aangelegenheid. De vrijwilligheid werkt onduidelijkheid in de hand over de normen waaraan bedrijven moeten voldoen en de commissie roept de Britse regering daarom op meer duidelijkheid te scheppen d.m.v. een kader waarin minimumstandaarden voor het bedrijfsleven worden vastgelegd, maar ook door middel van bindende regels. Hoewel de commissie erkent dat met extraterritorialiteit van nationale regels voorzichtig omgegaan dient te worden, sluit ze extraterritoriale werking van regels niet uit indien relaties met Britse overheid of aandeelhouders in het geding zijn. Het rapport gaat ook in op de noodzaak tot coherentie en coördinatie tussen verschillende departementen die te maken hebben met internationaal MVO. Een speciale commissie 'Commission on Business, Human Rigths and the Environment' zou een rol kunnen spelen in die coherentie en het waken over een (verbeterd) MVO-beleid.

Cases
De commissie heeft tijdens de hoorzittingen veel concrete cases gehoord van schendingen van mensenrechten door het bedrijfsleven, met name in ontwikkelingslanden. Het mandaat van de commissie laat niet toe in te gaan op concrete cases, maar zij stelt zeer onder de indruk te zijn van de ernst van de cases en roept op tot verdere behandeling ervan.
Er zijn bedrijven die het erg goed doen, maar veel bedrijven blijken niet te voldoen aan de standaard van due diligence zoals bepleit door Professor Ruggie. De commissie stelt ook dat veel Britse ondernemingen een dubbele standaard hanteren als het gaat om hun operaties in het thuisland en hun operaties in het buitenland.
Ten aanzien van de behandeling van klachten signaleert de commissie beperkingen van zowel de OESO richtlijnen als het functioneren van het NCP. Eén van de tekortkomingen is het ontbreken van mechanismen waarmee opvolging gegeven kan worden aan (kritische) uitspraken van het Britse NCP.

Het volledige rapport: http://www.publications.parliament.uk/pa/jt200910/jtselect/jtrights/5/5i.pf