Foto: OECD Watch

De EU-richtlijn voor gepaste zorgvuldigheid (CSDDD) dreigt te leiden tot een “verwatering” van de OESO-richtlijnen en kent een groot “afbreukrisico”. Deze waarschuwing geeft het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO-richtlijnen af in de deze zomer uitgekomen analyse van de EU-voorstellen voor een wet voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. In de komende maanden onderhandelen de EU-lidstaten (Raad), het Europees Parlement en de Europese Commissie in een triloog over de definitieve wettekst. Het Nederlandse kabinet en de Tweede Kamer dienen met de NCP-analyse in de hand er scherp op toe te zien dat de uiteindelijke EU-wet in lijn wordt gebracht met de OESO-richtlijnen over maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Foto: OECD Watch

‘Overeenstemming met de OESO-richtlijnen’ klinkt misschien technisch, maar gaat over wezenlijke vraagstukken die mede bepalen of de aankomende wetgeving daadwerkelijk een verschil gaat maken voor mens, milieu, klimaat en dier wereldwijd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag of de EU-wet bedrijven verplicht fatsoenlijke inkoopprijzen en inkooppraktijken moeten hanteren (zoals voorgeschreven in de OESO-richtlijnen Onder meer in de OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains in the Garment and Footwear Sector. ), of vooral aanmoedigt om hun verantwoordelijkheden af te schuiven richting leveranciers (EU-voorstellen Dit is het geval in de voorstellen van de Europese Commissie en de Raad. ). Of om de vraag of ook de financiële sector zich aan de regels moet houden (OESO-richtlijnen Met name de Commissie en de Raad, maar in mindere mate ook het Europees Parlement, maken grote uitzonderingen voor de financiële sector, waardoor er voor banken, vermogensbeheerders en institutionele beleggers veel minder verplichtingen gaan gelden. ) of grotendeels wordt uitgezonderd (EU-voorstellen Zie het voorstel van de Europese Commissie. ), of om het standaard betekenisvol betrekken van belanghebbenden (OESO-richtlijnen) in plaats van dat bedrijven zelf kunnen bepalen wanneer zij dat ‘relevant’ vinden (EU-voorstel). Overeenstemming met de OESO-richtlijnen is dus hét middel om tot een wet te komen die bijdraagt aan het voorkomen en beëindigen van de ernstige misstanden die nog altijd veel voorkomen in de ketens van Nederlandse bedrijven.

Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen luidt de noodklok

In de deze zomer uitgekomen analyse van de EU-voorstellen voor de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) met de OESO-richtlijnen over maatschappelijk verantwoord ondernemen is het NCP – de onafhankelijke autoriteit in Nederland op het gebied van de OESO-richtlijnen – klip en klaar. Het NCP constateert dat de voorstellen van de Europese Commissie en de Raad op maar liefst 14 van de 20 onderzochte hoofdpunten afwijken van de OESO-richtlijnen.

De zorg van het NCP is dat deze beperkingen “zullen leiden tot een verwatering van (…) de OESO-richtlijnen en/of tot onduidelijkheid over de verwachtingen ten aanzien van bedrijven op het gebied van MVO en due diligence”. Het NCP schrijft dat er met de afwijkingen in de CSDDD “een ernstig afbreukrisico” ontstaat, waarmee het sinds 2011 bestaande internationale normenkader van de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles, de uitwerking daarvan in zeven handreikingen en tientallen uitspraken van NCP’s wereldwijd worden tenietgedaan.

Het NCP waarschuwt dat bedrijven die straks binnen het bereik van de EU-Richtlijn vallen zich slechts aan de EU-wet gebonden zullen voelen en de OESO-richtlijnen terzijde zullen schuiven. Aan bedrijven die buiten het bereik van de EU-Richtlijn vallen Als het aan de Raad en Commissie ligt zijn dat alle bedrijven met minder dan 150 miljoen euro omzet en 500 medewerkers, behalve in drie risicosectoren (daar ligt de grens bij 40 miljoen omzet en 250 medewerkers). geeft de EU een nog zorgelijker signaal, vindt het NCP: als zelfs de allergrootste bedrijven niet aan de OESO-richtlijnen hoeven te voldoen, waarom zouden kleinere bedrijven dat wel moeten doen?

Tien zorgpunten

Het NCP noemt tien specifieke zorgpunten, die met name betrekking hebben op de voorstellen van de Commissie en de Raad. Zo leggen de EU-voorstellen volgens het NCP te veel nadruk op contractuele afspraken en te weinig op andere maatregelen waarmee misstanden kunnen worden voorkomen, zoals het verbeteren van inkooppraktijken. Ook heeft de EU te weinig oog voor de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven, bijvoorbeeld in de bepalingen over multistakeholderinitiatieven en audits. De OESO-normen voor het bieden van herstel aan slachtoffers van misstanden worden in de EU-voorstellen ernstig beperkt. Weliswaar heeft het Europees Parlement een deel van deze aandachtspunten in de in juni aangenomen positie gecorrigeerd, maar het is maar zeer de vraag of de EU-lidstaten daarmee akkoord zullen gaan.

De kritiek van het NCP is in lijn met de zorgen die eerder al zijn geuit door onder meer de VN- mensenrechtencommissaris, de VN-werkgroep voor mensenrechten en het bedrijfsleven, de ILO, VN en OESO, en Shift, het internationale expertisecentrum voor de UNGP’s. Ook het netwerk van maatschappelijke organisaties OECD Watch publiceerde deze zomer een uitgebreide analyse van de verschillende tekortkomingen van de EU-voorstellen ten opzichte van de OESO-richtlijnen (zie afbeelding).

Actie van kabinet noodzakelijk

Het is van groot belang dat minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en minister Adriaansens (Economische Zaken) zich binnen de Raad blijven hardmaken voor een effectieve EU-Richtlijn die in lijn is met de OESO-richtlijnen. De OESO-richtlijnen zijn immers al tien jaar het fundament onder het Nederlandse IMVO-beleid en hét normenkader waarmee koplopende bedrijven wereldwijd aan de slag zijn gegaan. In juni nog stemde minister Schreinemacher namens Nederland in met de herziene OESO-richtlijnen op de ministeriële raad van de OESO.

Opvallend is dat minister Schreinemacher in maart dit jaar het extern toetsen van de EU-voorstellen aan de OESO-richtlijnen overbodig noemde, omdat dat volgens haar zou leiden tot vertraging en geen nieuwe informatie zou bevatten. Nu blijkt dat de NCP-analyse op veel meer punten afwijkingen van de OESO-richtlijnen constateert dan de minister eerder deed. De publicatie van de analyse komt precies op het goede moment om nog van waarde te zijn in de triloog. Het is daarom van groot belang dat de minister de NCP-analyse bespreekt met haar collega’s in EU-lidstaten en binnen de Raad, om zo nogmaals het belang van effectieve wetgeving te onderstrepen.

De minister heeft toegezegd uiterlijk 13 oktober, als het herfstreces van de Tweede Kamer begint, de Tweede Kamer een reactie op de NCP-analyse toe te zenden. De Tweede Kamer dient de inzet van het kabinet binnen de Raad scherp in de gaten te houden en bij de minister erop aan te dringen dat zij het belang van de OESO-richtlijnen – met de NCP-analyse in de hand – blijft benadrukken richting andere EU-lidstaten. Om de druk in Europa hoog te houden en om te laten zien dat wetgeving die in lijn is met de OESO-richtlijnen wel degelijk haalbaar en proportioneel is dient de Tweede Kamer dit najaar ook te beginnen met de behandeling van het wetsvoorstel Verantwoord en Duurzaam Internationaal Ondernemen.